Als we over een dorpsfiguur van Serskamp praten dan is er zeker één iemand bij die er met kop en schouders zal boven uitsteken en dat is ongetwijfeld “Mollekes Gusta”.
Gusta (Augusta Leys, °1894) bouwde en begon in 1934, samen met haar man Oscar Melkenbeke (°1889), recht tegenover de kerk van Serskamp, hun café “Bij Oscar” (het café is er nog steeds en wordt door de ouderen in Serskamp nog steeds “bij Mollekes” genoemd). Behalve café, baatten ze daar, zoals toen veelal de gewoonte was, ook nog een drankhandel uit.
Al vlug werd deze café “Bij Mollekes” genoemd door de Serskampenaren. Waarom? Dat weet Arlette, Gusta’s dochter, niet. Feit is dat het altijd zo geweest is. Het was volgens haar toen ook de gewoonte dat klanten in plaats van een pintje, een “Molleken” vroegen. Misschien een plaatselijk bier toen? Wie weet.
Toen Oscar in 1945 overleed, kwam Gusta, er met haar 5 kinderen alleen voor te staan, maar ze gaf niet op en bleef haar café verder uitbaten. Éen van de kinderen, Albert, zette de drankhandel voort en werd de plaatselijke “brouwer”, die de dranken aan huis bezorgde.
Dat Gusta een heel speciale vrouw was, dat is zeker. Als we mensen aanspreken die vroeger het café gekend hebben dan horen we overal dezelfde verhalen: “Ze was meer dan een cafébazin, ze was een moeder voor iedereen en stond iedereen met raad en daad bij. Iedereen was welkom en, ondanks het feit dat ze zelf hard moest werken om haar kinderen op te voeden, was ze niet te beroerd om anderen, waar nodig, financieel te helpen”.
Gusta voerde destijds de gewoonte in om, elk maandag de eerste pint gratis aan te bieden aan haar klanten. Of je daar nu voor het eerst kwam of niet, iedereen kreeg toen al “zijne maandag”. Een gewoonte die nog steeds in een aantal cafés bestaat.
Dat haar klanten haar respecteerden en naar haar luisterden is duidelijk. Gusta had dan ook haar eigen regels. Elke middag om 12 uur stuurde zij haar klanten naar huis met de woorden: “Jullie vrouwken heeft eten gemaakt, jullie moeten nu gaan eten”. En ’s avonds om 10 uur werden de luiken gesloten en kreeg iedereen te horen dat ze: “Naar huis, bij hun vrouw en kinderen moesten gaan, want het was tijd om te slapen”. Niemand die er dan ook maar aan dacht om Gusta tegen te spreken en ze gingen vlotjes huiswaarts.
Het gebeurde regelmatig dat de huisvrouwen, wanneer ze vonden dat het welletjes geweest was, hun man in de kroeg gingen halen. Wanneer ze tegenstribbelden was Gusta er als de pinken bij om de mannen ervan te overtuigen huiswaarts te keren: “Ga met uw vrouwken naar huis, je kan morgen nog terugkomen.” En zo geschiedde.
Omdat Gusta heel gelovig was, vond ze dat er van haar klanten respect voor de pastoor moest zijn. “Als je boos bent op de man, respecteer dan zijn zwarte kleding en ambt”, was ook een van haar regels en als de jaarlijkse processie uitging, moesten de kaarters hun vaste plaats aan het raam ruilen voor een andere tafel, want op de tafels aan het raam kwamen kaarsen en heiligenbeelden te staan. Op het moment dat de processie dan langskwam, moest iedereen, buiten voor het café knielen en zeker hun muts afnemen. Wanneer de pastoor dit toen, tot zijn grote vreugde, opmerkte, vertelde hij aan iedereen die het horen wilde dat “Mollekes Gusta haar klanten terug goed gedresseerd had”.
In 1964 stopte Gusta met haar café en werd de zaak overgelaten. Een jaar later, op 7 november 1965, overleed ze. Gusta was toen 71. EH Schutyszer, pastoor te Serskamp van 1940 tot 1967, verwoordde het ooit als volgt: “Als er één iemand is die haar plaatsje in de hemel verdiend heeft is het ongetwijfeld Gusta”.
Wie zijn wij om dat tegen te spreken?
Weeral een mooi verhaal, echt tof
Prachtige tekst.
Leren altijd iets bij.
Doe zo voort